De HEER richtte zich tot mij: 

‘Waarom gebruiken jullie in Israël toch het spreekwoord:

Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden?  Zo waar Ik leef – spreekt God, de HEER -, nooit meer mag iemand bij jullie in Israël dit spreekwoord in de mond nemen! Weet dat alle mensenlevens Mij toebehoren:

zowel het leven van de ouders als dat van hun kinderen ligt in Mijn hand, en alleen wie zondigt zal sterven. 

Stel, iemand is rechtvaardig. Hij is Mij trouw en doet het goede. Aan de offermaaltijden op de bergen neemt hij niet deel en hij vereert de afgoden van het volk van Israël niet; hij onteert de vrouw van een ander niet, hij maakt haar niet onrein, en met een vrouw die ongesteld is heeft hij geen gemeenschap; hij buit niemand uit, geeft de schuldenaar zijn onderpand terug en besteelt niemand. Hij deelt zijn brood met al wie honger heeft, wie naakt is geeft hij kleren; hij vraagt geen rente wanneer hij geld uitleent of toeslag wanneer hij het terugkrijgt; hij begaat geen onrecht en geeft een eerlijk oordeel bij onderlinge geschillen; hij houdt zich aan Mijn geboden en leeft werkelijk naar Mijn voorschriften. Zo iemand is rechtvaardig en zal zeker in leven blijven – spreekt God, de HEER. 

Maar stel, hij krijgt een gewelddadige zoon, een moordenaar, die alles doet wat zijn vader nooit heeft gedaan. Hij neemt wel deel aan de offermaaltijden op de bergen en maakt de vrouw van een ander onrein; wie misdeeld en arm is buit hij uit, hij steelt en geeft wat hij als onderpand heeft gekregen niet terug; hij vereert de afgoden, misdraagt zich gruwelijk, vraagt rente vooraf en toeslag achteraf – moet zo iemand in leven blijven? Nee, hij zal niet in leven blijven:

na zo veel wandaden zal hij zeker sterven, hij heeft zelf de dood over zich afgeroepen.

Loading

Lees ook deze Berichten:

Ezechiël 11:1-13 1
Ezechiël 5:10-17 2
Ezechiël 40:40-49 De nieuwe tempel 4
Ezechiël 48:1-12 1
Ezechiël 23:1-16 Ohola en Oholiba 1
Ezechiël 16:1-13 Jeruzalems ontrouw 1
Ezechiël 34:21-31 De slechte herders en de goede h...
Ezechiël 36:26-38 3
Ezechiël 21:1-16 Het goddelijk zwaard 1
Ezechiël 41:1-12 1
Ezechiël 14:1-11 1
Ezechiël 45:1-12 Verdeling van de grond 1
Ezechiël 16:28-40 Jeruzalems ontrouw 3
Ezechiël 26:12-21 Profetie over Tyrus 2
Ezechiël 47:13-23 De grenzen van het land 2
Ezechiël 28:1-15 1
Ezechiël 27:20-36 2
Ezechiël 20:1-12 Israël opstandig en ontrouw 1
Ezechiël 31:1-11 1
Ezechiël 15:1-8 Het hout van de wijnstok
Ezechiël 12:11-19 Een teken voor het opstandige vo...
Ezechiël 30:1-14 1
Ezechiël 4:1-10 1
Ezechiël 12:20-28 Een teken voor het opstandige vo...
Ezechiël 10:1-12 1
Ezechiël 44:20-31 Toegang tot de tempel 3
Ezechiël 32:25-32 3
Ezechiël 7:14-27 Het einde komt 2
Ezechiël 40:13-26 De nieuwe tempel 2
Ezechiël 38:1-12 Gogs leger vernietigd 1
Ezechiël 29:13-21 Profetie tegen Egypte 2
Ezechiël 16:52-63 Jeruzalems ontrouw 5
Ezechiël 24:15-27 Een plotselinge slag 2
Ezechiël 36:13-25 2
Ezechiël 48:23-35 3
Ezechiël 1:1-14 Ezechiël geroepen 1
Ezechiël 28:16-26 2
Ezechiël 17:15-24 De adelaars en de wijnstok 2
Ezechiël 35:1-15 Profetie over het Seïrgebergte en...
Ezechiël 6:11-14 Israël getroffen door het zwaard ...
Ezechiël 29:1-12 Profetie tegen Egypte 1
Ezechiël 39:1-14 1
Ezechiël 41:13-26 2
Ezechiël 4:11-17 2
Ezechiël 3:1-17 1
Ezechiël 3:18-27 2
Ezechiël 39:15-29 2
Ezechiël 18:23-32 Wie rechtvaardig handelt, zal le...
Ezechiël 10:13-22 2
Ezechiël 45:13-25 Verdeling van de grond 2
Ezechiël 21:29-37 Het goddelijk zwaard 3
Ezechiël 13:14-23 2
Ezechiël 47:1-12 De rivier uit de tempel 1
Ezechiël 26:1-11 Profetie over Tyrus 1
Ezechiël 16:14-27 Jeruzalems ontrouw 2
Ezechiël 46:12-24 2
Ezechiël 13:1-13 1
Ezechiël 19:1-14 De leeuwin en de wijnstok
Ezechiël 48:13-22 2
Ezechiël 14:12-23 Het lot van Jeruzalem 2
Ezechiël 22:1-17 Oordeel over Jeruzalem 1
Ezechiël 24:1-14 De kookpot 1
Ezechiël 16:41-51 Jeruzalems ontrouw 4
Ezechiël 23:17-30 Ohola en Oholiba 2
Ezechiël 21:17-28 Het goddelijk zwaard 2
Ezechiël 17:1-14 De adelaars en de wijnstok 1
Ezechiël 22:18-31 Oordeel over Jeruzalem 2
Ezechiël 36:1-12 1
Ezechiël 20:26-36 Israël opstandig en ontrouw 3
Ezechiël 27:1-19 1
0Shares